maandag 16 april 2012

Zekerheid of Zelfontplooiing?

Mijn vader vond zijn baan prima. Afgelopen Pasen benadrukte hij nog eens dat hij vooral werkte om leuke dingen te kunnen doen. Werk viel daar in principe niet onder.

De hedendaagse teneur in hoogopgeleid Nederland is dat werk in de eerste plaats leuk moet zijn. Dat je jezelf moet kunnen ontwikkelen. We zijn steeds minder op zoek naar de zekerheid van een koophuis, een vaste baan en een goed pensioen.

Is hier sprake van een generatiekloof?

Ik denk het wel. Zelfontplooiing en passie zijn typisch woorden van mijn generatie. Zekerheid was het motto van de vorige. Onze generatie hoeft niet te rekenen op vastgoedwaarden die drie keer over de kop gaan. Vaste contracten worden net zo zeldzaam als aflossingsvrije hypotheken. Over dertig jaar kan niemand zich herinneren wat een pensioenfonds was. En aangezien we zullen moeten werken totdat dood of verzorgingshuis ons scheidt van onze baan, kan dat werk maar beter leuk zijn.

Ik denk tegelijk van niet. Geld verdienen en doen wat je leuk vindt hoeven elkaar niet uit te sluiten. In het ideale geval versterken ze elkaar zelfs. Waar heb je die zogenaamde zekerheid dan nog voor nodig?

woensdag 11 april 2012

Verzuurde Dertigers of: een kleine Ode aan de Romantiek

De schrik slaat me vaak om het hart bij het aanschouwen van verloren idealen. Vooral als het om de liefde gaat. Afgelopen maandag greep de angst me weer eens bij de keel in de stadsschouwburg. Ik zag het toneelstuk de Russen, uitgevoerd door Toneelgroep Amsterdam. In dit stuk zijn twee meesterwerken van Tsjechov vakkundig samengesmolten tot een aangrijpend drama van vierenhalf uur.

De twee verhaallijnen kennen beide een dertiger als hoofdpersoon. Platonov die niet geworden is wat hij hoopte. Ivanov die zijn idealen kwijt is. Dertigers die vastgeroest zitten. En die bovenal hun partners niet meer liefhebben waardoor ze continue op zoek zijn naar verstrooiing in drank en ontrouw. Hoewel ze vijf of tien jaar geleden dolverliefd waren, kunnen ze hun echtgenote op dit moment niet langer verdragen.

De aanblik van dit schouwspel blies de herinnering tot leven aan een ingezonden brief die ik een aantal maanden geleden in de Volkskrant las. Een jonge vrouw was per ongeluk getuige geworden van haar moeders overspel. Ze vroeg de lezers of ze haar vader hiervan op de hoogte zou stellen.

De reacties waren fel en vooral erg verdeeld. De jonge briefschrijvers vonden dat de dochter de morele plicht had haar vader in te lichten, zodat deze zelf kon kiezen of hij het huwelijk op wilde breken en een nieuw leven beginnen. De oudere schrijvers vonden dat ze nog te weinig verstand van de liefde had om de situatie te kunnen relativeren. Hun treurige boodschap was: elke relatie wordt uiteindelijk een sleur. En jaren van sleur resulteren onvermijdelijk in bedrog, ontrouw en onoprechtheid. Ze adviseerden, nee, geboden haar daarom om vooral haar mond te houden.

Die brieven zouden zo geschreven kunnen zijn door Platonov en Ivanov. Ze roepen hetzelfde wrange gevoel bij me op. Een slippertje komt in de beste relaties voor. Maar dat is geen reden om niet hopeloos romantisch te zijn. Als je verstand van de liefde hebt dan zal hij ongrijpbaar voor je blijven. Laat ons liever naïeve Romeo's en Julia's zijn dan die verbitterde Ivanovs en Platonovs.

maandag 9 april 2012

Honden: Meesters van het Hier en Nu

Laatst zag ik een hond die met alle geweld een plastic flesje wilde meesjouwen. Dat ging niet vanzelf. Het flesje gleed steeds tussen zijn tanden vandaan. Hij nam er de tijd voor en het geheel zag er erg knullig uit. Ik keek ernaar en grinnikte. De hond kon dat uiteraard niet schelen. Want honden zijn alleen bezig met het hier en nu.

Zo ook de hond met drie poten. De hond met drie poten doet een dappere poging tot rennen. De hond met drie poten heeft geen trauma over zijn verloren ledemaat. Hij denkt niet na over wat hij niet meer kan en over hoe gek hij er uitziet. Hij sluit zich bij de andere honden aan zo goed hij kan en is daar blij mee.

Als ik opeens een arm zou missen zou dat anders zijn. De eerste tijd zou ik niet in een restaurant durven eten met mijn eenarmige tafelmanieren. Ik zou de meewarige blikken van de mensen niet kunnen verdragen. Ik zou het moeilijk vinden om met mijn incomplete lijf een interessante onbekende aan te spreken. Hoewel ik na verloop van tijd gewend zou raken aan mijn onvolledige lichaam zou ik me steeds bewust zijn van de dingen die ik niet meer kan.

Zelfs met allebei mijn armen voel ik me soms genegeerd, bekeken, beschaamd of onzeker. Dat maakt me wel eens jaloers op honden, die meesters van het hier en nu. Ik wou dat ik vrolijk door kon huppelen nadat iemand me afgewezen had. En dat ik geen last had van gêne als ik doorweekt over de weg liep nadat ik in de sloot gevallen of gesprongen was.

Leven in de mensenwereld is een stuk ingewikkelder, of je nou een arm mist of anderszins imperfect bent. Laten we ons wat vaker wanen in het rijk der dieren zonder ons gek te laten maken door de gedachten in ons hoofd. Het zou ons een stuk aaibaarder maken.