zaterdag 31 maart 2012

Reorganisatie: Een collectieve opluchting

Eenmaal in mijn loopbaan heb ik een reorganisatie meegemaakt. Hoewel ik toen pas een paar maanden bij dat bedrijf werkte, leek het na die gebeurtenis alsof ik er al jaren zat. Reorganisaties hebben blijkbaar een niet te onderschatten verbindende kracht tussen de overgebleven werknemers.

Uit onderzoek blijkt inderdaad dat mensen die een spannende ervaring met elkaar delen, zich na die ervaring meer met elkaar verbonden voelen. Dat klinkt wellicht wat abstract, dus ik zal een voorbeeld geven.

In een experiment zijn een flink aantal mensen die elkaar van te voren niet kenden op toevalsbasis ingedeeld in twee groepen. Groep nummer één ging samen een ritje maken in de achtbaan. Wat groep nummer twee precies deed is mij niet bekend, in ieder geval beleefden ze samen niets speciaals. Ik stel me voor dat ze in de Efteling onder de Python een biertje dronken en luisterden naar het gegil van groep nummer één, die boven hun hoofden over de rails zoefde. Na afloop vulden alle deelnemers aan het onderzoek een vragenlijst in. Wat bleek? Groep één voelde zich na het korte achtbaanritje veel sterker met elkaar verbonden dan de tweede groep. Het verschil was statistisch significant, wat betekent dat het verschil tussen de groepen niet berust op toeval.

Geen onherkenbaar verschijnsel voor mij, en wellicht voor iedereen die wel eens een reorganisatie heeft overleefd. In mijn geval werd elke afdeling om beurt gevraagd om een uur achter het bureau te blijven zitten. Wie gebeld werd, wist dat hij het veld moest ruimen. Adrenaline. Daarna treurnis. Mensen die zich afgeschreven voelden en geen idee hadden wat ze de komende jaren in godsnaam moesten gaan doen.

Die heftigheid staat in schril contract met het gemak waarmee de organisatie daarna doordraait. Na drie maanden vertrokken de ontslagen medewerkers. Een collectief gevoel van opluchting overheerste vanaf dat moment. De tijd van wij en zij was definitief voorbij. Zij, die nog wel op kantoor rondliepen, maar met hun hoofd reeds elders waren.  En wij, die mochten blijven maar dezelfde hoeveelheid werk moesten gaan opknappen. Dat gaf een plotseling gevoel van verbondenheid zoals ik daarna nooit meer ben tegengekomen.

Kameraad en de onmogelijke terugkeer naar de burgermaatschappij

In 1965 sloten de mijnen in Zuid-Limburg. 45 000 mensen kwamen op straat te staan. Om deze mensen op te vangen besloot DAF, met financiële steun van de overheid, de nieuwe fabriek in Born te vestigen. Hier konden de mijnwerkers terecht, nu ze niet langer onder de grond werkten.

Het plan mislukte. Hoewel op het hoogtepunt maar liefst 70% van de DAF-medewerkers bestond uit gewezen mijnwerkers, waren de kompels zelf niet gelukkig. Ze misten de kameraadschap van onder de grond, waar je samen overleefde. Waar je elkaars brood deelde en lette op elkaars veiligheid.

Iets dergelijks overkwam een student wiens studiebeurs ontoereikend bleek om zijn onafgemaakte opleidingen te financieren. Hij ging als zandhaas het leger in en de discipline deed hem goed. Hij zat zelfs een tijd in Afghanistan. Na die tijd heeft hij wel eens geprobeerd om een burgerbestaan te gaan leiden en weer een studie op te pakken.

Zijn thuiskomst werd daarbij gevierd met veel bier en de bouw van een zogenaamde vleestank. Een hele kip gevuld met shoarma, wielen van bloedworst en een rupsband van bacon. Tot zover het geslaagde deel van de reïntegratie. Verder mislukte het plan faliekant. Het bleek voor hem niet mogelijk om zijn draai weer te vinden buiten de kazerne, laat staan in het stramien van een opleiding.

De kazerne of de mijnen, beide bieden kameraadschap en saamhorigheid in omstandigheden op leven en dood. Als je jarenlang in een dergelijke situatie verkeert lijkt het voor veel mensen onmogelijk om je plek te vinden in een wereld die gedomineerd wordt door de negen tot vijf structuur. Waar de lopende band, prikklok en lesrooster je ritme dicteren. Je zou ook wel gek zijn als je je daarvoor weer zou laten vangen.

[Als je meer wilt weten over de mijnwerkers die bij DAF gingen werken kun je hier het programma "Banen naar Born" van Andere Tijden bekijken]

Over voormannen, managers en chiefs

Een vriend zat met een bedroefd hoofd naast me in de film. Het ging al een tijdje niet best in het bedrijf waar hij werkte en die middag had er een reorganisatie plaatsgevonden op zijn kantoor. Hij was gespaard gebleven, maar de andere helft niet. Het was een nare, verdrietige ervaring.

Je zou verwachten dat een organisatie met financiële problemen goed onderzoekt onder welke medewerkers de productie het laagst is, en de kosten het hoogst. Zo niet in dit bedrijf. Bijna geen enkele manager werd ontslagen. Sterker nog, van de enige afdeling die helemaal opgeheven werd, mochten alle managers blijven. Ik was stomverbaasd.

Mijn vader werkte vroeger bij Xerox. Een Amerikaans bedrijf met een Amerikaanse mentaliteit. In de Nederlandse vestiging werkten daar al managers toen ze dat woord bij Philips nog niet eens konden spellen. Xerox was ongelooflijk fan van managers en voegde zo ongeveer ieder jaar een nieuwe managementlaag toe. Maar toen was het opeens de jaren '80, en crisis. Xerox was zo slim om eens grondig naar het aantal managementlagen te kijken en zich daar vervolgens een hoedje van te schrikken.

Kordaat werd besloten om zo snel mogelijk een laag middle management weg te snijden. Portugal, een klein land met een kleine markt, werd proefkonijn. En wat gebeurde er? Geen bal. De tent draaide door alsof er nooit wat gebeurd was. Na proefkonijn Portugal werden dus ook de managers in andere landen het haasje.

Ik vind het niet gek. Ik heb me regelmatig afgevraagd wat mijn manager de hele dag deed. De ene was vooral bezig met het ontvangen van schimmige bezoekers die hem probeerden te interesseren voor schimmige projecten. Waar hij overigens nooit aan toegaf, zodat hij geen projecten hoefde te doen. Weer een ander zat met zijn hoofd voornamelijk bij zijn tweede gezin aan de andere kant van het Kanaal.

Laat ik vooropstellen dat ik prima managers ken. Er zijn er alleen zo verdomd veel van. Het zou fijn zijn als ze in het bedrijf van mijn vriend nog een keer goed na hadden gedacht voordat ze zo'n slachting hadden aangericht onder inhoudelijk sterke mensen. Maar ja, de beslissers, dat zijn meestal zelf managers. Al worden ze tegenwoordig liever Chief genoemd.

zaterdag 24 maart 2012

In de Flow

Deadlines... Ik kan niet mét en niet zonder ze.

Herken je dit? Dagenlang kun je op kantoor zitten achter je HP Pro Desktop, eindeloos twitterend terwijl je je schuldig voelt dat je niet bezig bent met het werk dat je eigenlijk behoort te doen, wetende dat je aan het eind van de week iets af moet hebben. Maar ja, het eind van de week is nog minimaal vier dagen en dat is láng. Vier dagen achter je scherm, af en toe met je gedachten dwalend en met je ogen naar buiten starend terwijl een stemmetje ergens in je hoofd je tevergeefs probeert over te halen om aan de slag te gaan.

En dan is het opeens vrijdagmorgen. In je agenda zie je staan dat je PowerPoint vanmiddag bij de klant moet liggen. Je weet niet wat er vervolgens in je los is gemaakt, maar je gaat opeens als een speer. Je voelt je me als een vis in het water, je typt aan één stuk door, het toetsenbord lijkt wel een piano en jij de Wibi Soerjadi van de kantoortuin. Je luncht achter je bureau zonder ook maar de minste behoefte te hebben aan verstrooiing middels een wandeling in de buitenlucht, omdat je eindelijk, EINDELIJK in de flow zit! Datgene waar je steeds jaloers op was bij collega's heb je nu ein-de-lijk ook te pakken, de flow! Je insert pictures, je checkt spelling terwijl de ideeën uit je hoofd en de woorden uit je vingers stromen.

Deadlines zorgen voor flow. En in veel gevallen voor enthousiasme. Deadlines zorgen ervoor dat je niet na hoeft te denken over wat je gaat doen, maar dat je automatisch in de "doe-modus" schiet. Bekijk de volgende analogie eens.

Ongetwijfeld heeft iemand je hem wel eens gesteld. De vraag "wat zou je doen als je nog een week te leven had". Stel hem zelf maar eens aan je vrienden en ik durf te wedden dat ze ideeën te over hebben. Bourgondische dinertjes houden met veel vrienden en calorieën, reizen maken naar Timboektoe en verder, drie massages op een dag ondergaan of wilde orgiën beleven. Maar stel dat je nog een halfjaar hebt? Zes maanden schransen, zuipen en Bunga Bunga feesten, dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Of stel dat je nog tien jaar te leven hebt? Tien jaar vul je al helemaal niet met het ene reisje na het andere, terwijl je overetend- en drinkend ten onder gaat tijdens je zoveelste massage. Als je die vraag stelt aan je vrienden, zul je zien dat ze het behoorlijk lastig hebben om concreet te maken wat ze met die tien jaar gaan doen.

Deadlines motiveren, omdat ze je dwingen in het hier en nu te leven. Ze zorgen ervoor dat je uit de denk-modus en in de doe-modus schiet. Ik zou zelfs durven stellen dat er niets is dat meer motiveert tot de doe-modus dan een goede deadline. En dan het liefst eentje die zo snel mogelijk gehaald moet worden.

Passie, excusez le mot?

Mij bekruipt soms een dubbel gevoel als ik mensen hoor vertellen over hun passie. Of eigenlijk misschien driedubbel. Eerst is er bewondering. Bewondering voor de zelfverzekerdheid waarmee de details over de Passie uit de doeken gedaan worden. Bijvoorbeeld over een onderzoek naar de rol van het vrouwenkoor in een Griekse tragedie uit de vijfde eeuw voor Christus. Of de oprechte belangstelling voor de zoektocht naar de juiste kleurstelling voor de verpakking van shampoo voor gekleurd haar. Vervolgens treedt er soms een soort afgunst. Afgunst om het feit dat iedereen zijn Passie lijkt te hebben gevonden en gevolgd, behalve ik. Meteen daarna compenseert het brein voor die deprimerende gedachte door zich af te vragen of 'het' überhaupt wel bestaat, of er wel zoiets als passie is.

Ik heb nogal een speurtocht achter de rug. Een speurtocht die eigenlijk nog steeds aan de gang is. Een leuke, interessante speurtocht, dat wel. Alsof het telkens weer Pasen is zoek ik mij in iedere nieuwe kantoorbaan blauw naar mijn passie, maar die blijkt zich verdraaid goed verstopt te hebben. In de jungle die de kantoortuin wordt genoemd heb ik hem, of haar, in ieder geval nog niet kunnen vinden.

Mijn eerste baan bijvoorbeeld, dat was bepaald geen feest. Lange dagen achter een bureau ziekterisico's berekenen met behulp van een zestiendelige Excelsheet. Uren tellen tot aan de lunch. Lunch nuttigen. Uren tellen totdat het vijf uur was. Collega’s die wél helemaal opgingen in deze taak. Passie in hun ogen. Vergaderingen met eindeloze gesprekken over de publicatie van deze analyses. Je zult begrijpen dat de fietstocht naar huis het hoogtepunt van mijn werkdag was. Met als goede tweede de lunchpauze.

In die dagen sprak ik daarover met een vriend die toen al een gedreven accountant was. Ik vertelde hem dat ik mijn werkdagen uitzong, dat het salaris goed was en en ik mijn kick haalde uit de dingen die ik in het weekend deed. Bovendien werkte ik op de universiteit en had daardoor veel vakantie. Kortom, ik had het prima voor mekaar. Vriend consultant gaf mij echter de raad om toch maar eens serieus na te gaan denken over mijn leven. Als hoogopgeleide jongedame moest ik toch echt meer uit mijn loopbaan kunnen halen dan alleen een goed salaris en veel vakantiedagen. Passie, gedrevenheid en zelfontplooiing waren hierbij de toverwoorden.

Passie. Langzaamaan is me de vraag gaan bekruipen of we er met zijn allen geen illusie van gemaakt hebben. Waarbij we passie zien als een vaststaand object dat ons eeuwig gelukkig maakt als we hem eenmaal te pakken hebben. Maar veranderen onze interesses en voorkeuren niet met elke levensfase die we doormaken? Passie is in eerste instantie een weg, en geen doel op zich. Passie is niet de ultieme illusie die je gelukkig gaat maken, maar een weg die motiveert en inspireert en ervoor zorgt dat je in actie komt en geniet van de momenten die je tijdens die speurtocht beleeft. Zelfs in de kantoortuin.